dinsdag 29 juni 2010

Kindertekeningen

Tekenen kinderen:






Krabbelfase ca. 1-4 jaar:

• Pen/potlood vast kunnen houden;

• Kunnen zitten;

• Verbazing van kleur op papier (sporen);

• Beschikken over grove motoriek;

• Kind ziet dat het spoor een lijn is.

• Kind kan langzamerhand staan/lopen;

Beheerst motoriek steeds beter. Samenhang tussen waarnemen en motoriek.

• Kind gaat rondjes maken met het potlood;

In de krabbelperiode vind er een overgangsfase plaats. Ze gaan de tekeningen benoemen. Het tekentje heeft alleen geen vaste naam, als het de ene keer een vogel is, is het de andere keer een boom. Begripsvorming. De benoeming hoeft niet overeen te komen met de werkelijkheid, het is onbetrouwbaar. Een kind maakt zijn eigen werkelijkheid.

Gecodeerde werkelijkheid ca. 4-9 jaar:

Kind tekent spontaan en is creatief. Ze maken als ware afspraken over wat en hoe. Niet te vergelijken met de werkelijkheid.

Je hebt twee benaderingen:

het ene kind ontwikkeld zich visueel meer dan het andere kind.

- Fysioplastische kinderen:

meer visueel begaafd (schouwer)

- ideoplastische kinderen:

minder visueel begaafd (bouwer)

Eerste onderwerpen:

- mens/ boom (de koppoter is het uitgangspunt voor de boom).

- huizen/ voertuigen/ zon/ bloemen/ dieren/ wolken.

Ideografische kenmerken:

Meer het wat dan hoe.

Een groot kenmerk is de wanordelijke plaatsing.

Er is bijna plaats voor eerste ordening dit ontstaat langzaam vanuit wanorde.

Kubistisch tekenen ca. 4-9 jaar:

Het kind gaat variƫren in en face en en profil. Deze gaat hij combineren.

De kinderen hebben in deze fase vaak 2 aanzichtspunten:

- vogelvlucht perspectief

- van voren

deze twee worden vaak gecombineerd.

De omklapping/rabattement

De doorzichtigheid. Als je bijvoorbeeld naar huizen kijkt, geen muur. Je kijkt er dwars doorheen.

Haaks contrast

schoorsteen die bijvoorbeeld schuin op het dak staat. Of een mens met de armen wijd in plaats van naast het lichaam.



Juxtapositie

Is afzonderlijke plaats van positie. Ca. 8 jaar.

voorwerpen los van elkaar. Geen overlapping of afsnijding

Exemplariteit:

(Bij 7 jaar wordt het erger). Het kind kiest wat bijzonder is voor een figuur. De kenmerkende eigenschappen. Bijvoorbeeld de strik in iemands haar extra groot maken.

het benadrukken van een eigenaardigheid.



belangrijkheid en verdringing.

Benadrukken van iets belangrijks bijvoorbeeld een visser tekenen met een hengel in zijn hand en dan de andere hand helemaal niet tekenen want die is niet belangrijk.

Schrijfhelling:

kind tekent bijvoorbeeld van links onder naar rechts boven.

Kleurcodering:

Het kind kiest nog steeds niet voor de daadwerkelijke objectkleuren, maar kiest zelf de kleuren uit. Bijvoorbeeld blauwe wolken in plaats van wit.

Verschil tussen jongens en meisjes tekeningen is groot.

Geestelijk gehandicapten:

volwassenen worden in de leeftijdscategorie van kinderen geplaatst.